Henricus Cornelis Coenen wordt in1913 in Weert geboren in een agrarisch gezin van twaalf kinderen. Hij volgt zijn middelbare schoolopleiding op het Bisschoppelijk College en studeert daarna van 1925 – 1933 filosofie in Rolduc, en van 1933 – 1937 theologie aan het Groot- Seminarie in Roermond. In 1937 wordt hij tot priester gewijd en benoemd tot leraar op het internaat van Rolduc. Hij studeert intussen Franse taal- en letterkunde aan de Katholieke Leergangen in Tilburg en behaalt in 1940 zijn diploma M.O.-A Frans. Tijdens de oorlog studeert hij verder en behaalt in 1945 de B-akte. In 1957 wordt de echter onverwachts benoemd tot directeur van het College in Weert. Na twintig jaar rust in het geïsoleerde Rolduc komt hij terecht op het zich stormachtig ontwikkelend College, waar de ambitieuze en ondernemende idealist Nabben grootse plannen heeft. Deze heeft mandaat van de bisschop en het bestuur. Al snel laat hij zich niets gelegen liggen aan de zachte, bescheiden en litteraire Coenen. Er volgt een reeks van conflicten. De leraren, waarvan de salarissen aan de grootse plannen besteed worden, maar waarvan de pensioenen nog altijd niet zijn geregeld, scharen zich achter Coenen. In 1969 wordt Nabben uit zijn functie gezet, en het internaat opgeheven. De priesterleraren worden vestigen zich verspreid over Weert. Zo ook Coenen. Maar nog dat zelfde jaar overlijdt hij.